In 1960 was ik tien. De filmvoorstelling in speeltuin Kindervreugd aan de Godfried van Bouillonstaat kostte 25 cent. Iedere zondag twee voorstellingen. Meestal over de cowboyhond Rin Tin Tin of de slimme Indiaan Winnetou.
Een kwartje dus, nog zo’n zware met Wilhelmina erop. Heel veel geld in 1960 voor een jongen van tien en je bedacht wel tien keer voordat je zeker wist dat je naar de film ging. Voor dat bedrag kon je namelijk ook een hele zak met lekkers kopen in het Snoepwinkeltje in de Van Keulenstraat. Een paradijs voor een jongetje met een kwartje op zak. Meestal ging je er met een vriendje heen want het was best ver van huis. Zelf woonde ik in het hoekhuis bij het slachthuis. Mijn leventje voltrok zich in het vierkant Gouwe Wetering (de Go dus), Godfried van Bouillonstraat, Karolingenstraat, Hannie Schaftstraat. Als je het snoepwinkeltje binnenkwam, rook je gelijk waarvoor je kwam. De zoete lucht van ouwelpapier, bazooka kauwgum (met plaatjes van Bazooka Joe), stroopsoldaatjes, zoethout, gelukstoffees (nooit meer gezien) en spekkies was indringend. De keus was moeilijk. Bijna alles kostte één of vijf cent per stuk. De neusfluit een duppie. En zonder een neusfluit ging je de deur niet uit. Het was een rage in die tijd. Later heb ik óók die nooit meer ergens gezien. Het Snoepwinkeltje is er niet meer. Deze foto heb ik onlangs genomen, met weemoed in de benen.