Waterclosets waren nog vrijwel onbekend en elk huis bezat een privaat. Op de hofjes vaak een gemeenschappelijk privaat. De gegoede burgerij had een privaat met afvoer naar een riool ofwel naar cementen putten, die men door de gemeentereiniging kon laten ledigen.
Hiervoor bestond een speciale dienst met een door stoom gedreven zuigmachine. Als men dit geval voor zijn deur kreeg en de pijpen door zijn gang, had men geen al te frisse morgen. Anders was het bij de minder gegoede bevolking. Hier was het tonnenstelsel ingebruik, tonnen die men van de gemeentereiniging kon betrekken, en die eens per week verwisseld werden. Voor dit verwisselen gebruikte Haarlem enerzijds door paarden getrokken karren, die met schuifdeuren waren gesloten, maar die niet luchtdicht waren, zodat zij op een afstand hun komst al aankondigden. In de volksmond hadden ze de benaming van eau-de-colognewagens. Daarnaarst had men voor de nauwe straatjes open wagens, die, waar watervervoer mogelijk was, overgeladen werden in een schuit. De mannen die deze wagens bedienden, waren niet vies uitgevallen, want hun stukkezakjes, dat wil zeggen hun broodzakjes en drinkenskruikjes bengelden heel onschuldig aan een haak aan de geurende kar. Door het aanleggen van de eigen waterleiding en riolering is dit tonnenstelsel verdwenen.
Een artikeltje in het Haarlems Dagblad 1954 over het Bullenhofje aan de Zomervaart. Zeventien gezinnen-in totaal 80 personen-wonen anno 1954 in deze woninkjes en gebruiken al sinds mensenheugenis gezamenlijk één kraan die zich in de open lucht bevindt en die in vorstperiodes is uitgeschakeld. Het Bullenhofje is geen hofje, zoals wij dit gewoonlijk verstaan in Haarlem maar is een woningcomplex dat door een huizenexploitant is neergezet. Zo’n vijftig jaar geleden gaf het heus nog wel een gezellige indruk, mede door de vriendelijke tuintjes die voor de huisjes waren aangelegd. Onder de bewoners waren een paar gezinnen die werden ondersteund en waarvan de kinderen de Kinderkerk bezochten. Een weduwe bewoonde het huisje tegenover het middenpad, dat u op bijgaande afbeelding ziet. Dirkje B. woonde in het middelste huisje rechts en de familie Van E. links van het bruggetje. Deze Van E. bezat ook nog een tuintje met bloemen en een bank aan de Zomervaart. Zo desolaat als de aanblik thans is, zo aardig zag het er vroeger uit. Waar nu de schuurtjes op de achtergrond staan, stond vroeger een kapitale boerderij, die een uitgang had in de Romolenstraat. Deze boerderij is op zondag 26 juli 1936 ’s nachts om 5 uur afgebrand, een brand die ik als vrijwilliger bij de Haarlemse brandweer heb meegemaakt. Het was een schitterende zomernacht, de lucht was helder, maar op het Bullenhofje verging men van de dikke rookwolken en de scherpe lucht van het brandende hooi en de verhitte mestvaalt. Bij de brandende boerderij aangekomen, stapte men in halfduister over de gezwollen kadavers van de verkoolde varkens en van een paar kalveren. Oorverdovend was het geluid van de afschuivende en neervallende pannen, die van het hoge dak kwamen glijden. Doordat de pannen bemost en vochtig waren, sprongen ze door verhitting knallend en knetterend uiteen, zodat de brokken langs onze hoofden gierden. Wonder boven wonder werd niemand geraakt. De grote boerderij was niet te redden.
Wat eens de trots van de landelijke omgeving was, werd een hopeloze ruïne, die het genoeglijke van dit hofje wegnam. De kleermaker J. van Daale, destijds wonende in de Slachthuisstraat, was lid van het Rode Kruis en als sectiecommandant kwam ik vaak met hem in aanraking. Hij was collectant in onze kerk en ik besprak dikwijls met hem de onhoudbare krotwoningtoestanden die ik bij mijn huisbezoeken ontmoette. Hij ging zich hiervoor interesseren, nam op mijn aanwijzing foto’s van de ergste toestanden, liet daarvan lantaarnplaatjes maken en ging lezingen houden om aldus de aandacht hierop te vestigen. Met anderen en met de woningbouwvereniging Patrimonium heeft hij mooie arbeiderswoningen laten bouwen achter de nieuwe Sint Bavo bij de Leidsevaart. Nu zal ik niet beweren dat de heer Van Daale de alleen-verbeteraar van deze onhoudbare toestanden is geweest, want ook het Gemeentebestuur van Haarlem was steeds actief op dit gebied, want er verschenen steeds meer huisjes met het bordje `onbewoonbaar verklaarde woning’. Toch heeft Van Daale op dit terrein zeer verdienstelijk werk verricht.