Gesprek met de 85 jarige heer Fabel

Opgetekend door Wijkraad Slachthuisbuurt, tijdens 100 jarig jubileum van het Slachthuis in 2007.  De vader van dhr. Fabel heeft een slagerij gehad op de hoek van de Slachthuisstraat en de Karolingenstraat, waar later Jan Bakker en Piet Schouten hebben gezeten.

Hij heeft een foto waarop staan zijn vader, zijn zus Annie (nu Ans) en meneer zelf heette toen Leo en is ook wel bekend onder de naam Kees. De familie woonde achter de winkel, in de tuin stond een werkplaatsje, daar heeft een meneer peper een fietsenwinkeltje gehad. Later is dit gebruikt als ijsverkoop (Bakker) en worstmakerij (Schouten). Mevrouw Luiting van de manufacturenwinkel op de andere hoek van de Karolingenstraat maakte voor DCO de shirts. Meneer kan zich nog herinneren dat er een “toehuis” was waar sigaren en sigaretten werden verkocht, naam niet bekend. Op de hoek van de Keizer Karelstraat zat een kruidenier, van Putten. Dit is in ca. 1928-1930. Op de hoek van de Schalkwijkerstraat was een sigarenwinkel, Bijster of Wijster.

Aan de overkant van de Slachthuisstraat waren nog geen huizen, dat werd “het grijze zandje” genoemd en daar werd veel gespeeld. Op de hoek van de Merovingenstraat was een groenteboer, In ‘t Veld,  daar tegenover was een drogist, Martens. Bij In ’t Veld moest meneer Fabel wel voor 5 cent soepgroente halen, ze verkochten voor 1 cent ijsjes, kleine hoorntjes. Op de hoek van de Pladellastraat zat sigarenboer Sandifort, daar tegenover een bakker, Charité. Meneer Fabel vindt het ontzettend leuk dat er weer zoveel herinneringen bovenkomen.

Hij kan zich herinneren dat er in de Slachthuisstraat, vlak bij waar nu de speeltuin is, noodwoningen stonden, en die stonden ook vóór het Slachthuis, aan de Oorkondelaan. Er woonde o.a.. een man (Otter) die de koeien molk als ze aan het hek stonden te wachten. Dit werd oogluikend toegestaan. Later ging hij de runderstallen in om daar te melken, maar dat werd niet toegestaan. Hij mocht toen niet meer op het Slachthuisterrein komen. Hij vocht ook wel eens met een stier, de man was voor de duvel niet bang. Hij lag geregeld in de clinch met jan en alleman. Het waren niet veel woningen. De woningen aan de Godfried van Bouillonstraat stonden er nog niet. Toen die huizen gebouwd werden was meneer daar met een vriendje aan het spelen, en hij is toen onder een stapel planken terecht gekomen, die daar opgestapeld lagen. Ze trokken zich op aan de “mes en groef” van de planken. Zijn vriendje heeft hem er toen uitgehaald.

 

Bij een steiger aan het Spaarne werd het vee per boot aangevoerd. De koeienboot kwam recht tegenover de Slachthuisstraat aan een eigen steiger, de varkensboot even verderop, die kwamen direct op straat terecht. De varkens konden erg hard gillen. De koeienboot werd aan de zijkant gelost, de varkensboot lag dwars in het Spaarne, die werd aan de voorkant gelost. Meneer hielp vaak het vee brengen naar het Slachthuis. Als er teveel koeien waren, werden ze aan het “koeienhek”aan het Spaarne vastgeknoopt. De koeien gingen ook wel eens in een kudde door de Slachthuisstraat. Dan ontsnapte er wel eens eentje de zijstraat in. Meneer heeft ook in de Karolingenstraat gewoond, op nr. 33, en hij kon vanuit de achtertuin het Slachthuis zien, de Merovingenstraat, Hof van Egmond e.d.  waren toen nog niet gebouwd.

Waar meneer nu woont, was vroeger de polder waar hij ging slootje-springen.

Hij weet dat het pand Cornelis van Noordestraat 8 en 10 de achterkant was van een paardenstal van fa. Kossen, vleesvervoer. Zijn auto’s stonden later in de Byzantiumstraat. Het is later ook een stal en opslag geweest van een aannemer. Herman weet dat er binnen pilaren waren waar tussen in schotten konden worden gezet om paardenboxen te maken. Hij werkte bij Garage Heeremans en moest altijd met de auto’s om de pilaren heen laveren.

 

Meneer heeft allerlei dieren zien slachten in het Slachthuis, alleen kan hij zich niet meer herinneren of er ook schapen werden geslacht. Er werden op het Slachthuis ook gasmuntjes verkocht, aan particulieren en meneer Fabel moest voor zijn vader de muntjes halen, die werden verkocht in de winkel. Op het grijze zand vóór het Slachthuis, toen de Pladellastraat nog niet bestond, is daar DCO ontstaan. Die bestaat nu ruim 75 jaar. De koeien liepen wel eens als kudde naar het slachthuis, en er is ooit een kalf uit de groep getrokken, de poort en de achtertuin ingesleept en daar geslacht. Dat was in de achtertuin van wat later melkboer van Egmond was. In de Cornelis van Noordestraat waren twee winkels, tegenover het schooltje zaten twee winkels waaronder een slager, naam onbekend. (Vaker gehoord, L.) In de Vijfhuizerstraat, op de hoek van de Zomervaart was een boerderijtje, waar meneer Fabel in het hooi speelde. (?) In de Vijfhuizerstraat waren links eerst een rij huizen, dan een autosloop Hamersveld) en een oudijzerhandel (Michel).

In de Dubbele Buurt woonde op een bovenhuis Jacques van Egmond, een wielrenner die in 1928 in Australië olympisch kampioen is geworden. Zijn zoon heeft nu het café op de hoek van de Kleine Houtstraat en de Gedempte Oude Gracht. In de Dubbele Buurt v.a. de Zomervaart was rechts Terpoorten met zijn fietsenwinkel, hij had ook een taxibedrijf en is later chauffeur geweest op de ziekenauto van Mathôt. Verderop was een boerderijtje. In de tijd van meneer waren er al woningen die onbewoonbaar verklaard waren. Letty weet zich nog te herinneren dat er op een van de laatste huisjes een bord stond: Onbewoonbaar verklaarde woning” even verderop stond ”Onverklaarbaar bewoonde woning”. Dat moet vlak vóór de afbraak zijn. Meneer huurde vaak een autoped op luchtbanden voor 5 cent per middag bij een verhuur in een van de eerste huisjes vanaf de Slachthuisstraat, aan de Spaarnekant. Dat moet vóór 1931 zijn geweest.

Meneer kan zich herinneren dat hij op de arm van zijn vader zat en ze kwamen vanuit de Dubbele Buurt de Byzantiumstraat in. Daar stonden nog geen huizen, en je keek tegen de zijkant van de paardenstal aan. Daar om heen stond een hek. In de Dubbele Buurt ter hoogte van Petri nu, zat vroeger een garage, er stond een benzinepomp buiten en de benzine kostte ca. 3 cent per liter (!!!). Er was ook een sigarenboer waar eens een stoepier buitenstond in een prachtig pak om reclame te maken en hij riep steeds:”Artica artica, sigaretten uit Amerika”.

Meneer heeft een keer moeten vluchten toen hij in de hal was waar de koeien werden geschoten. Hij hoorde ene hoop gebrul. Er was een stier gemist, die was losgeschoten en rende rond. Verderop hingen halve koeien, en daar klommen snel alle slagers in om aan de stier te ontkomen. Hoe de stier gepakt is, weet meneer niet meer. De vader van Herman had ook zo’n verhaal, maar daar raakte één man ingesloten met de stier. Hij ging steeds achter een pilaar staan om aan de stier te ontkomen. Toen de stier viel, sneed hij snel de hakkepezen van het dier door, zodat die niet meer op kon staan. Meneer zat op school 33 in de Noormannenstraat, dhr. Peereboom was hoofd, Vroom was onderdirecteur. Peereboom woonde in de Koenenstraat.

Reageer op dit bericht

Vul de anti spam som in: * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.